Epifysiolyse (SCFE)

Wat is epifysiolyse?

Epifysiolyse (vaak aangeduid met de Engelse afkorting SCFE – slipped capital femoral epiphysis) is de meest voorkomende heupstoornis bij jongeren. 10 op de 100.000 kinderen in Nederland wordt erdoor getroffen. Hoewel de oorzaak onbekend is, zou SCFE gerelateerd kunnen zijn aan het begin van de puberteit, lichaamsmassa en obesitas, trauma, of andere factoren.

De stoornis komt bij jongens 2 tot 3 keer vaker voor dan bij meisjes, en treft in 40% van de gevallen beide heupen. Een fysiotherapeut kan bij een kind dat mank loopt helpen met een vroege diagnose en behandeling aanbieden waardoor vóór of na andere behandelingen kracht, gewrichtsmobiliteit en stabiliteit van de heup wordt behouden. Een fysiotherapeut kan ook helpen met een wellness programma om veranderingen in de heup op latere leeftijd ten gevolge van artritis te verminderen of voorkomen.

Hoe voelt epifysiolyse?

Symptomen die bij SCFE horen zijn onder andere:

  • Mank lopen
  • Pijn in het been, de knie of de lies
  • Moeite met lopen
  • Afgenomen bewegingsbereik (beweging in de heup en het been)
  • Algemeen verlies van functionaliteit (in ernstiger gevallen)

Het meest voorkomende symptoom van SCFE is manklopen. Pijn bevindt zich over het algemeen rond de heup, het bovenste deel van de dij of de binnenkant van de knie. Ook wordt vaak pijn gevoeld in het lies- of kniegebied. De mobiliteit van de heup wordt groter wanneer de voet naar buiten wijst (externe rotatie), maar wordt beperkt en pijnlijk als de voet naar binnen wordt gedraaid (interne rotatie). Ook is de spierkracht in de aangedane heup verminderd.

Als SCFE zich ontwikkelt en er is sprake van ontsteking en pijn, neemt het vermogen om alledaagse activiteiten te doen af, en kan het kind weigeren om nog langer gewicht op het aangedane been te zetten. Het niet correct gebruiken van het heupgewricht kan leiden tot spierzwakte in heup en been.

Kinderen met SCFE zijn over het algemeen mannelijke tieners tussen de 10 en 15 jaar, die een groeispurt doormaken. De stoornis begint meestal in één heup. In sommige gevallen glijdt de tweede heup ongeveer 6 tot 12 maanden later af, ook al is het kind behandeld aan de eerste heup.

Helaas kunnen de symptomen bij een kind zomaar gedurende een paar weken verdwijnen. Dit patroon van pijn en manklopen gevolgd door geen pijn en niet manklopen werkt onzekerheid of er sprake is van een probleem in de hand en kan ertoe leiden dat de familie de urgentie van de aanvankelijke symptomen over het hoofd ziet. Kinderen met symptomen moeten zo snel mogelijk door een gezondheidszorgverlener worden gezien.

Hoe wordt epifysiolyse vastgesteld?

Een medisch specialist, zoals een orthopedisch chirurg, is vaak degene die SCFE formeel vaststelt. Een fysiotherapeut kan ook een van de eerste professionals zijn die symptomen waarneemt en kan naar een specialist doorverwijzen. Een diagnose SCFE is gebaseerd op de symptomen van het kind, een grondig onderzoek en de uitkomsten van röntgenfoto’s. Hoewel de stoornis over het algemeen met röntgenfoto’s wordt vastgesteld, kunnen een MRI of CT-scan nodig zijn om zeker te zijn van een accurate diagnose.

Een diagnose SCFE valt in 1 van 2 categorieën:

  1. Een stabiele aandoening wordt gekarakteriseerd door een licht afglijden van de femurkop. Het kind is gewoonlijk in staat om te lopen of krukken te gebruiken voor de langere afstanden. Pijn en stijfheid kunnen in het aangedane onderste ledemaat aanwezig zijn, een meestal wordt manklopen gezien. De pijn wordt over het algemeen met rust minder, maar kan gemakkelijk terugkomen bij activiteit.
  2. Een aanzienlijk afglijden van de femurkop levert een instabiele en ernstige aandoening op. Directe behandeling is noodzakelijk om het weefsel rond het heupgewricht te beschermen. Een instabiele aandoening gaat samen met het onvermogen om te lopen. Het kind zal waarschijnlijk niet met het aangedane been willen lopen, zelfs niet met een hulpmiddel zoals een kruk of een rollator. Elke indicatie van symptomen van instabiele SCFE moet als een noodgeval worden behandeld.

Hoe kan een fysiotherapeut helpen bij epifysiolyse?

De heup is het sterkste en meest stabiele gewricht in het lichaam. Elke beperking van het heupgewricht moet altijd zo snel mogelijk worden onderzocht. Een fysiotherapeut kan een van de eerste gezondheidszorgprofessionals zijn die de symptomen van SCFE identificeert, andere problemen uitsluit, naar een arts doorverwijst, of de aandoening voor en na een operatie behandelt.

Evaluatie is erg belangrijk voor het sturen van de behandeling van SCFE. Uw fysiotherapeut zal een grondige evaluatie uitvoeren, met daarin het opnemen van de gezondheidsvoorgeschiedenis, het in detail bespreken van de pijnsymptomen van het kind, het identificeren van risicofactoren die bij de aandoening horen, het uitlezen van lab-uitslagen en uitkomsten van beeldvormend onderzoek, het observeren van de manier waarop het kind loopt en de functionele mobiliteit, en – allerbelangrijkst – het doen van een hands-on lichamelijke beoordeling.

Fysiotherapeuten werken nauw samen met kinderen en hun verzorgers om een persoonlijk behandelprogramma te maken en te werken aan terugkeer naar volledige mobiliteit. Uw fysiotherapeut zal met u en uw kind werken aan het veilig doen van dagelijkse activiteiten en aanbevelingen doen om in het belang van het kind bepaalde bewegingen tijdelijk te beperken.

Behandeling van SCFE houdt in dat de kop van de femur gestabiliseerd wordt, en het bewegingsbereik en kracht in de onderste ledematen wordt behouden om te voorkomen dat zich in de toekomst artritis-achtige aandoeningen zullen ontwikkelen.

Vaak is een operatie nodig om de het bot te stabiliseren en genezing te bevorderen. Na de eerste diagnose kan een kind tot de operatie krukken gebruiken om het gebied te ontzien totdat de uitlijning van de heup is hersteld. Na een operatie is follow-up door de orthopeed nodig om richtlijnen voor herstel en behandeling op te stellen. Fysiotherapie begint na de operatie om kracht op te bouwen en weer actief te kunnen worden.

Kan epifysiolyse worden voorkomen?

SCFE is een aandoening die niet kan worden voorkomen; de kans om het te krijgen kan wel worden verminderd door op een gezond gewicht te blijven, vooral tijdens de tienerjaren. Een gezond dieet en oefeningen zijn belangrijk voor elk kind in de groei. Overleg met een arts of een fysiotherapeut voor begeleiding wordt aangeraden om de kansen van een kind om SCFE te krijgen te verminderen. Vroege diagnose is het beste middel om musculoskeletaire gezondheid rond de heup te bevorderen en de kans op aanverwante lange-termijn complicaties zoals artritis te verminderen.

Risicofactoren voor SCFE zijn onder andere obesitas, het mannelijk geslacht, African American afkomst, Pacific Islands afkomst en endocrinologische stoornissen zoals een trage schildklier (hypothyreoïdie).